De eerste keer op fietsvakantie


Willem Jongman

De eerste keer op fietsvakantie

Inleiding

Ooit moet het de eerste keer zijn, of de eerste keer in vijfentwintig jaar. Een fietsvakantie is inderdaad erg leuk: je reist langzaam genoeg om veel meer te kunnen zien dan met de auto, en zoveel sneller dan lopend dat je ook nog ergens komt. Na verloop van een paar weken heb je ook nog eens een dijk van een conditie. Die conditie komt vanzelf, en als je het in het begin rustig aan doet loop je niet veel kans op blessures. Zolang je je grenzen kent zijn fietsvakanties geschikt voor bijna iedereen, van gezinnen met jonge kinderen tot gepensioneerden. In dit stuk zal ik bespreken wat er zoal komt kijken bij die eerste keer, en vooral welke eisen er gesteld moeten worden aan je uitrusting.

Het lijkt ook een hele stap, want je denkt al gauw dat je er de fiets niet voor hebt, en dat ook de rest van de spullen niet aan de maat is. Hoeveel gaat dat dan allemaal kosten? Je wilt immers geen vermogen uitgeven aan iets waarvan je niet eens weet of je het wel echt leuk gaat vinden (en je hebt nachtmerries van zadelpijn). Bovendien zijn er vele soorten fietsvakanties (en dus vele soorten fietsen die daar bij passen) en je moet nog ontdekken wat jou aanspreekt. Het zou zonde zijn als je in je onwetendheid een dure fiets of dure kampeeruitrusting hebt gekocht, om vervolgens te ontdekken dat je eigenlijk heel andere tochten wilt maken dan je aanvankelijk dacht, en misschien dus wel een heel andere fiets of uitrusting nodig hebt. In dit stuk zal ik proberen aan te geven wat je minimaal nodig hebt, en vooral proberen aan te geven wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van de spullen die je wellicht al hebt: misschien staat er wel een niet ideale maar toch alleszins bruikbare fiets in de schuur, en misschien heb je al een hele of halve kampeeruitrusting. Probeer de eerste keer zoveel mogelijk gebruik te maken van die spullen die je al hebt, slechts aangevuld met het hoogst noodzakelijke. Ik zal het daar overigens niet helemaal bij laten, maar toch ook informatie geven voor het meer gevorderde werk. Ik zal eerst bespreken welke eigenschappen een vakantiefiets moet hebben, en daarna zal ik het nog hebben over de rest van de uitrusting.

Een vakantiefiets is niet zomaar een fiets. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat de fiets in een beetje redelijke staat van onderhoud verkeert, en dat hij je goed past. Dit spreekt allebei voor zichzelf, maar je mag het niet vergeten. Als de fiets niet past wordt de tocht een lijdensweg, en een slecht onderhouden fiets geeft gegarandeerd problemen: je gaat de fiets immers zwaarder dan normaal belasten. Dat doe je onder andere omdat je op een vakantiefiets bagage mee moet nemen.  Slaap je in hotels of jeugdherbergen dan valt het met die bagage  allemaal nog wel mee (hoogstens 10 kilo, maar liever minder), maar als je gaat kamperen dan wordt het al snel meer dan waarop je fiets misschien berekend is. Voor vakanties binnen Europa denk ik dan aan een streefgewicht van 12-15 kilo (veel mensen nemen teveel mee). Hoe minder je bij je hebt, hoe minder je fiets belast wordt. Datzelfde geldt ook voor de twee andere eisen waaraan je fiets moet voldoen: je moet ermee kunnen klimmen, en je moet ermee kunnen afdalen. Allebei gaat beter als je weinig bij je hebt. Je hebt goede versnellingen nodig, en goede remmen. Tot slot moet je rekenen op slecht wegdek. Fietsen is niet meer wat het geweest is: de wegen zijn in Europa tegenwoordig zo druk dat je moet uitwijken naar rustige smalle weggetjes, of zelfs hele stukken onverharde paden. Die hebben vaak niet alleen een slecht wegdek, maar ze zijn soms ook nog eens erg steil. Het voordeel is dat je heel dicht bij de natuur bent, en op onverwachte plekken komt. Het is een illusie te denken dat je alleen op asfalt zult kunnen fietsen. Je hebt dus wel een stevige fiets nodig, en bredere banden.

De minst geschikte fiets

Slechts weinigen zullen proberen met een omafiets op vakantie te gaan. Het zijn zwabber fietsen (vooral de damesmodellen) en dat wordt met bagage alleen maar erger. De klassieke modellen hebben bovendien geen versnellingen en slechts een terugtraprem. Ze zijn kortom alleen geschikt voor een rondje Nederland.

Maar ook dat kan een eerste keer echt leuk zijn. Ik heb erg goede herinneringen aan de tocht door Oost Nederland die mijn vrouw en ik maakten toen zij zwanger was van ons eerste kind.

De stadshybride

Als er een goede fiets in de schuur staat dan is dat in veel gevallen wat we maar een stadshybride zullen noemen. Alle grote merken leveren ze, en de winkels staan er vol van. Dit zijn redelijk stabiele fietsen waarop je met gemak een aardige hoeveelheid bagage kunt vervoeren (eventueel na montage van een steviger bagagedrager). De banden zijn meestal 37 mm breed, maar je kunt er bijna altijd ook een maatje breder op monteren. Dat maakt zulke fietsen dan gelijk een stuk geschikter voor gebruik op onverharde paden, en het is veel comfortabeler.  Meestal hebben stadshybrides een versnellingsnaaf met iets van zeven versnellingen.

Het aantal versnellingen is hier niet eens zozeer het probleem, maar wel het bereik. De zwaarste gebruik je eigenlijk nooit. Aan de kant van de lichte verzetten kom je echter meestal flink te kort zodra het klimmen wordt. Je kunt voor weinig geld een iets groter achtertandwiel laten monteren, en voor iets meer geld soms ook een kleiner voortandwiel. Allebei geeft je de wat lichtere verzetten die je hard nodig hebt om te klimmen. Toch is deze fiets hoogstens geschikt voor het lage heuvelland, maar zodra de hellingen steil of lang worden houdt het echt op.

Rollerbrake achter
Rollerbrake voor

Dat blijkt ook als je die heuvel weer wilt afdalen. De typische stadshybride is voorzien van trommelremmen of rollerbrakes (een moderne variant van trommelremmen). Dat zijn prima remmen voor het vlakke Nederland, maar in de heuvels en de bergen worden ze onherroepelijk gevaarlijk heet (ook de modellen met fancy koelribben).

Wie het over het laagland denkt dan natuurlijk gelijk aan Vlaanderen, het noorden van Duitsland, of grote delen van Denemarken. Toch is er nog wel meer mogelijk, ook richting het warmere zuiden. Onlangs is een nieuwe heel makkelijke fietsroute gepubliceerd van Maastricht naar Avignon en verder in zuid Frankrijk, de Veloroute du Soleil.

Dit is een autoluwe route over vrijwel helemaal vlakke paden zoals oude spoorlijnen, en jaagpaden langs kanalen. Er moet twee keer een heel klein stukje geklommen worden, maar daar kun je ook gewoon even lopen. Deze route is probleemloos te doen op een Nederlandse fiets met naafversnelling.

Goede remmen

Goede moderne velgremmen die niet warm lopen zijn wel nodig als je in de heuvels of bergen gaat fietsen. Cantilever remmen zijn goed, maar moeten wel zorgvuldig worden afgesteld.

De cantilever rem

 De rem afstellen gaat makkelijker met de modernere V brakes, die passen op dezelfde nokken als Cantilever remmen. Omdat V brakes een andere kabeloverbrenging hebben kun je de bestaande remgreep niet zomaar gebruiken, maar misschien kun je de bestaande greep verstellen (dan zit er een palletje/schuifje voor C en V). Kan dat niet, dan heb je ook nieuwe remgrepen nodig.

V brake

Er zijn luxere remmen dan V brakes (bijvoorbeeld Magura hydraulische velgremmen), maar V brakes werken prima, en ze kosten heel weinig: een setje Shimano Deore V brakes met remgrepen kost iets van vijftig euro, en misstaat niet op een heel goede fiets. Wel moeten er natuurlijk speciale nokken zitten op je frame. Zonder dat past er geen cantilever of V brake op. Soms heb je geluk en zit zoals bij deze Gazelle Paris achter weliswaar een trommelrem of rollerbrake, maar zitten er voor cantilever of V Brakes. Dat geeft je in elk geval één rem die niet warm loopt, en nog wel de belangrijker voorrem.

Een halve oplossing op een klassieke Gazelle Paris

Soms moet je dat geluk gewoon afdwingen. Er zijn fietsen, vooral met geveerde voorvorken, waar de voorvork wel nokken heeft, maar waar deze niet gebruikt zijn omdat er rollerbrakes gemonteerd zijn. Het enige wat je dan hoeft te doen is voor 15 euro een Shimano Deore V brake kopen en passende nokken in de vork schroeven (6 euro). Let er wel op dat rollerbrakes een andere kabeloverbrenging hebben dan V Brakes, en dat betekent dat je remgrepen niet zomaar geschikt zijn. Veel grepen die op dit soort fietsen gemonteerd worden zijn echter verstelbaar voor cantilever (is dezelfde overbrenging als rollerbrakes) of V brakes.

De vakantiehybride

Alle voorgaande fietsen hadden duidelijk beperkingen. Je kunt er niet of slechts met mate mee klimmen, en ook de remmen stellen duidelijk grenzen. Je kunt er leuk mee naar Denemarken of Noord Duitsland, maar de Ardennen zijn geen goed plan, en de Alpen evenmin. Die beperkingen gelden niet voor de echte vakantiehybride.

een vakantiehybride

Kenmerkend voor de vakantiehybride is dat er niet alleen fatsoenlijke velgremmen op zitten, maar ook derailleurs voor en achter voor een totaal van 3×7=21, 3×8=24, 3×9=27 of zelfs 3×10=30 versnellingen.

voorderailleur

 Het totaal aantal versnellingen is onbelangrijk (21 is ruim genoeg, en er zit ook nog veel overlapping bij gebruik van de verschillende voortandwielen) maar het bereik is wel belangrijk:  je wilt een voldoende licht lichtste verzet hebben. Voor een licht klimverzet heb je een klein voortandwiel nodig, en een groot achtertandwiel. Het kleinste voortandwiel dat je tegen kunt komen is 22 tandjes, en het grootste achtertandwiel is 34 of zelfs 36 tandjes. Met deze combinatie kom je zowat overal op. Een beetje minder licht (meer tandjes voor en/of minder tandjes achter) is vrijwel altijd ook licht genoeg, maar wees niet overmoedig. Vooral ervaren racefietsers kunnen zich verschrikkelijk vergissen in de invloed van bagage bij het klimmen. Er zijn niet veel vakantiefietsers die spijt hebben van hun lichte verzet.

achterderailleur

Voor het overige gelden voor zulke vakantiehybrides de normale overwegingen. De damesmodellen zijn zoals bij alle fietsen eigenlijk te slap.  Als je weinig bagage meeneemt heb je daar minder last van.  Tegenwoordig hebben veel van zulke fietsen helaas ook nog voorvering. Dat maakt de fiets een kilo zwaarder, kan kapot, geeft minder comfort dan een stel bredere banden (monteer 40-42 mm banden als ze passen), en slobbert trapenergie op, vooral bij het klimmen.  Gelukkig zit er tegenwoordig vaak een lockout op waarmee je de vork kunt vastzetten. Gebruik de vering dan alleen op onverharde paden. Op geveerde voorvorken passen geen normale voordragers dus dat is een goede aanleiding zo weinig mee te nemen dat je geen voortassen nodig hebt.

Een heel foute fiets

De vakantiehybride heeft dus derailleur versnellingen om omhoog te komen, en goede velgremmen zoals V brakes om weer veilig omlaag  te komen. Helaas brengen diverse gerespecteerde fietsenmerken ook een levensgevaarlijke variant op de markt: een derailleurfiets met rollerbrakes.

derailleurfiets met rollerbake

Je denkt dat je een fijne fiets hebt waarmee je elke helling kunt beklimmen. Dat is ook zo, maar als je dan weer naar beneden wilt heb je geen deugdelijke remmen. Zulke fietsen zouden uit de handel genomen moeten worden omdat ze je op het verkeerde been zetten. Als je er toch eentje hebt, realiseer je dan dat de remmen de beperking zijn, en doe geen wilde dingen.

Het mountainbike alternatief

Maar misschien staat er wel zo’n stoere mountainbike in de schuur. Dan bedoel ik wel een goede, want de rotzooi van bijvoorbeeld 149 euro zal je weinig plezier geven. Ook moet het dan bij voorkeur geen full suspension fiets zijn (dwz met behalve voorvering ook achtervering). Wil je toch met een full suspension fiets op reis, kijk dan naar de speciale Old Man Mountain bagagedragers. Gelukkig zijn de meeste mountainbikes in Nederland zogeheten hardtails, dat wil zeggen met een geveerde voorvork maar een ongeveerde achterkant. Zolang het niet om een echte carbon wedstrijd mountainbike gaat kun je daar vaak prima mee op vakantie. Wel is het verstandig op de moderne fietsen niet al teveel te laden, want de frames zijn inmiddels wel erg licht. Omdat de zithouding van veel mountainbikes nogal gestrekt is wil je misschien voor de vakantie wel een andere stuurpen monteren die je stuur wat hoger en dichterbij brengt. Het grote voordeel van mountainbikes is dat ze al goede remmen hebben (hoewel tegenwoordig bijna  altijd de wat kwetsbaarder schijfremmen), versnellingen met een groot bereik, en ruimte voor brede banden.

Dragers monteren is niet altijd makelijk. Tubus heeft setjes die soms passen als de achterpad goed vlak is. Is dat niet zo en heb je moderne steekassen, dan kun je het vermoedelijk beter houden op bikepacking tassen (zie later). Verder heb je vooral snellere banden nodig voor op asfalt. Voor de meeste Europese bestemmingen zijn de 50 mm Schwalbe Big Apple of de 55 mm Schwalbe Almotion banden een ideaal compromis. Ze zijn snel, comfortabel, en geven door hun breedte nog aardig grip op onverharde paden. De Big Apple is er zelfs ook in 60 mm en dat is misschien fijn voor wie heel veel onverhard wil rijden, maar op asfalt vind ik ze door hun breedte te zompig aanvoelen. Lichtere rijders kunnen overwegen de iets smallere 26×1,75 (47 mm) Schwalbe Marathon Racer te monteren. Zelf zweer ik zolang het niet al te woest wordt dan bij de nog weer snellere en heel soepele Panaracer Pasela Pro Tite 26×1.75, of sinds kort bij de helaas dure en kwetsbare maar ook echt nog weer snellere en comfortabelere want heel brede en super soepele Compass 26×2.15. Door hun breedte kunnen deze bandjes ondanks hun geringe profiel zelfs goed meekomen op bospaadjes en dergelijke, zolang het althans niet te modderig is. Voor meer extreme ambities zijn er voor gevorderen ook andere banden zoals de Schwalbe Marathon Mondial voor het echte expeditie touren, of de verbluffend effectieve Continental Topcontact Winter II voor tochten in de winter.

De (oude) racefiets

Moderne koersfietsen zijn door hun lichte kwetsbare constructie met bijvoorbeeld een carbon frame en wielen met heel weinig spaken minder geschikt voor vakantiegebruik. Als je je spullen stuk wilt hebben dat moet je op zo’n fiets bagage hangen en over slechte paden gaan rijden. Als je echt niets anders wilt dan zou je ermee langs hotels of jeugdherbergen kunnen trekken. Stop het weinige dat je meeneemt in een klassieke Engelse Carradice zadeltas (met een steunbeugel eronder) of iets dergelijks, maar pas wel op dat je zadelpen en de rails van je zadel daar stevig genoeg voor zijn. Monteer de breedste en stevigste banden die passen (25 mm Panaracer Pasela?) en gebruik SKS Raceblades in plaats van normale spatborden.

Oudere stalen racefietsen zijn eigenlijk veel geschikter en tweedehands ook goedkoop te krijgen. Ze zijn veel degelijker, al was het maar omdat ze meestal gewone wielen hebben met 36 spaken. Ook hadden racefietsen vroeger remmen met langere armen (57 mm drop in plaats van 49 mm) zodat er bredere banden op passen (tot 30-32 mm, met spatborden). Ook voor zulke fietsen geldt dat ze eigenlijk minder geschikt zijn om mee te kamperen, al kan het wel als je je uitrusting heel licht houdt (iets van 10 kilo in twee kleine lowriders op een lichte stijve achterdrager als de Tubus Fly). Wel zul je op deze fietsen bijna altijd iets aan de overbrengingsverhoudingen moeten doen. Het lichtste verzet is bijna nooit licht genoeg. De remmen zijn meestal evenmin geweldig, maar met weinig bagage, nieuwe kabels, en Koolstop Salmon remblokken kom je een eind.

Iets dergelijks geldt voor oude veldrijfietsen, al zijn die vaak iets geschikter. Hun grootste voordeel is dat er doordat er cantilever remmen op zitten weer wat bredere banden op passen: 35 mm of soms zelfs 38 mm. Het probleem met de echte hardcore veldrijfietsen is dat er vaak geen oogjes en nokjes op zitten voor spatborden, dragers of bidons, dus dat wordt wat meer knutselen.

De opknapbeurt

Dat laatste brengt ons gelijk op de vrijwel altijd noodzakelijke opknapbeurt. Die begint uiteraard met nieuwe kabels voor remmen en versnellingen, en nieuwe remblokken. Koolstop Salmon remblokken hebben een verdiende reputatie. Verder zou ik de binnenbanden vervangen (en ook een tweetal nieuwe als reserve voor onderweg  meenemen). Goede buitenbanden zijn ook een prima plan, en als de banden al wat ouder zijn zeer aan te bevelen, ook als het profiel nog niet versleten is. Op een hybride passen gelukkig vaak net iets bredere banden dan de nominaal 37 mm (maar in werkelijkheid misschien 33-34 mm) banden die er standaard op zitten. Bredere banden geven veel meer comfort en grip op losse ondergrond, en zijn op normaal (en vaak slecht) wegdek zelfs sneller. Bredere banden lopen niet zwaarder – dat is een fabeltje. De gewone Schwalbe Marathon Greenguard en de Marathon Plus zijn door hun dikke rubber antileklagen erg zwaar en lopen stug en langzaam. Ze zijn ook niet erg comfortabel. Dan zijn de nominaal 40 mm brede Marathon Racers en vooral de duurdere eveneens in nominaal 40 mm breedte leverbare Schwalbe Almotions een beter compromis. Dit zijn prima allround banden voor wie geen ruimte heeft voor dikke Big Apples of de 50 mm brede Almotions. Een andere goede maar helaas dure allround band is de Continental Topcontact II (leverbaar in diverse maten, waaronder 42 mm). Zelf zweer ik voor niet al te woeste tochten bij de snelle en comfortabele maar ook wat kwetsbaarder Panaracer Pasela Pro Tite.  Anders dan de meeste banden zijn die Panaracers ook vrijwel precies de opgegeven maat: 38 mm is ook echt 38 mm en geen 35 of zelfs 31 mm (dat laatste komt echt voor). Als laatste is het goed even stil te staan bij het onderwerp lekbestendigheid. Veel beginnende fietsers zijn erg bang voor lekke banden en kiezen daarom vaak pantserbanden als de Marathon Plus. Het nadeel is dat zulke banden erg stug zijn, en dus oncomfortabel en langzaam. Ook laat het wegcontact op kinderhoofdjes te wensen over. Het is alsof je op massieve banden rijdt. Het snelheidsverschil kan makkelijk oplopen tot een paar km/u. Dat betekent dat je ‘s avonds een half uur of zelfs een uur later aankomt. In werkelijkheid komen lekke banden bovendien niet veel voor zolang je goede kwaliteit banden koopt en ze niet tot de draad op rijdt. Ook bredere banden rijden minder snel lek. Een binnenband verwisselen is zo gebeurd, en plak je ’s avonds naast de tent met een biertje in de hand.

Tot slot is het verstandig goed te kijken naar de staat van het achterwiel. Als er iets kapot gaat dan is het meestal dat achterwiel, en dat is gelijk heel vervelend. Als je aarzelt dan valt er veel voor te zeggen een nieuw handgebouwd achterwiel met 36 spaken te kopen van een echte wielbouwer. Voor iets van 125-150  euro heb je dit risico uitgebannen.

Wie bang is voor zadelpijn doet er goed aan eens te kijken naar een (geveerd) leren zadel als de Brooks Champion Flyer of de (duurdere en betere) ongeveerde Gilles Berthoud zadels. De meeste wereldfietsers zweren bij zulke leren zadels. Gelzadels zijn niet alleen zacht maar ook broeierig. Je wilt juist geen zacht zadel want je wilt er niet met je weke delen in wegzakken (dat doet op het eind van de dag pijn), maar er juist met je zitbotjes bovenop zitten. Draag ook een fietsbroek met zeem (en zonder onderbroek). Geveerde zadelpennen kunnen zeker ook nog extra comfort bieden (maar niet zoveel als bredere banden). De vaak voorkomende telescoop modellen veren minder goed, en gaan eerder stuk. De parallelogram modellen veren beduidend beter, en daarvan blijft de dure Cane Creek Thudbuster ST ook heel.

De laatste onderhoudstip is om je eigen technische vaardigheden te vergroten. Ga naar de veelgeprezen cursus fietsonderhoud van Marten Gerritsen bij m-gineering (voor info: reparatiecursus@m-gineering.nl). Niemand heeft er ooit spijt van, en het is nog leuk ook.

Toch een nieuwe fiets?

Tja, en ondanks alle zuinigheid kan dan toch de constatering komen dat die oude fiets in de schuur niet meer goed genoeg is voor je plannen, of dat je je door de fietsenmaker om de hoek wel een mooie glimfiets hebt laten aansmeren, maar dat het nieuwe blingding toch niet deugt voor echt fietsen. Dan moet er iets anders komen, maar wat, en hoeveel kost dat dan? Om met dat laatste te beginnen: de goedkoopste bruikbare vakantiefietsen kosten vanaf ongeveer 600 euro. Je moet dan denken aan een eenvoudige mtb als de Cube AIM, voorzien van een extra stevige bagagedrager, plus asfalt banden. De afmontage is dan wel nog eenvoudig, en niet geschikt voor erg langdurig gebruik. De speciale dames modellen hebben een wat aangepaste meer rechtop geometrie, en soms wat andere (kleinere/lichtere) onderdelen. Voor wie een meer ‘normale’ fiets wil hebben is er de Fahradmanufaktur T50 Alivio van 700 euro, maar dan heb je een complete 28 inch fiets. Een beter afgemonteerde  asfaltfiets met 28 inch wielen als de Fahrradmanufaktur T300 Deore kost iets van 1050 euro en heeft eigenlijk geen zwakke plekken. Je komt er probleemloos mee naar Santiago de Compostella of zo, maar echt woeste tochten zou ik er nu ook weer niet mee maken.

Fahrradmanufaktur T300 Deore

Als je dat wel wilt doen is het niet onverstandig iets meer uit te geven: voor 1600-1800 euro heb je een fiets met heel goede onderdelen die ook bij intensief gebruik lang mee zullen gaan. Met minder zou ik althans niet op een echt lange tocht in de Derde Wereld gaan. Voorbeelden zijn de veel geprezen Duitse Fahrradmanufaktur TX400 (1700 euro) met 26 inch mtb wielen, maar helaas net als veel andere fietsen van grote aanbieders nu met cranks met de veel kwetsbaarder externe lagers, of de wat klassiekere Amerikaanse Surly Long Haul Trucker met 26 inch wielen of in de grotere maten zelfs een keuze uit 26 of 28 inch wielen (1600 euro, maar nog helemaal kaal, dus uiteindelijk vermoedelijk iets van 1800 euro met dragers en spatborden).

Surly Long Haul Trucker

Wie liever met weinig bagage een snelle racefiets achtige asfaltfiets heeft waar toch nog redelijk brede 37 mm banden op passen kan bij Surly voor ongeveer hetzelfde bedrag ook terecht voor ondermeer een Crosscheck. Een andere nog iets duurdere mogelijkheid is een door m-gineering met loeisterke handgebouwde wielen opgebouwd Thorn Sherpa (26 inch) of Club Tour (28 inch) frame. Ook bijvoorbeeld Santos, Snel, Koga en Avaghon leveren in deze weer wat hogere prijsklasse mooie fietsen.

Dit zijn allemaal heel verschillende fietsen van stijl en karakter, maar het zijn ook fietsen die zich bewezen hebben met een goed rijgedrag met bagage, en zonder ondermaatse onderdelen op minder zichtbare plekken. Het zijn ook fietsen die wat duurder zijn dan de doorsnee hybride van 750-900 euro bij de fietsenmaker om de hoek, maar het zijn ook fietsen van een totaal andere klasse. Anders dan het standaard aanbod van Gazelle, Batavus etc. zijn deze iets duurdere fietsen dus fietsen waar je echt een lange tocht mee kunt maken, en desnoods een heel verre. De frames zijn beter, en de afmontage is van een totaal andere klasse. Wil je meer uitgeven dan kan dat natuurlijk ook, en dan krijg je ook zeker nog wel iets mooiers. Maar waar het hier om gaat is dat je voor minder dan de sweet spot van ongeveer 1700 euro al snel een veel mindere fiets krijgt. Dat is jammer, maar het is niet anders.

Toch kan dat een veel te hoog bedrag zijn, en dan kan het ook voor misschien de helft of minder: goede tweedehands fietsen zijn soms verrassend goedkoop. Ga op zoek naar bijvoorbeeld een goede stalen Koga Miyata van tien of vijftien jaar geleden, en je hebt vermoedelijk een heel mooie fiets, met als enige nadelen dat Koga in sommige eerdere jaren zwak gebleken Mavic velgen monteerde, en nog vroeger veelal de voorkeur gaf aan smalle bandjes. Wat bredere banden passen vaak moeilijk op die oude Koga’s. Kijk rond op Marktplaats, kijk rond op het forum van de Wereldfietser, en ga ook eens langs bij een fietsenmaker in een luxe buurt. Die heeft vaak mooie nauwelijks gebruikte Koga’s staan. Natuurlijk kun je ook een tweedehands fiets kopen van een typisch vakantiefiets merk, maar dan loop je de kans dat zo’n fiets ook daadwerkelijk intensief gebruikt is.

Maar goed, waar moet je op letten als je een nieuwe fiets koopt? Het belangrijkste is dat je niet gelijk over ‘goede merken’ gaat nadenken, maar eerst gaat verzinnen wat voor tochten je wilt maken. Wil je echt alleen maar snel over asfalt, dan zou ik zeker gaan voor een fiets met 28 inch banden (de ‘normale’ Nederlandse maat, officiëel ETRTO 622 genaamd). Als je ook over slechtere wegen en onverharde paden denkt te gaan (en dat is niet onwaarschijnlijk want het vergroot je reikwijdte enorm) dan zou ik ernstig overwegen een fiets met 26 inch wielen (de traditionele mtb maat, die officieel ETRTO 559 heet) te kiezen, en sterker naarmate je meer onverhard zult rijden. In veel landen buiten Nederland, en zeker in de Derde Wereld, zijn brede 28 inch banden (tegenwoordig verwarrend genoeg twentyniners genoemd, maar gewoon ETRTO 622) ook moeilijk of niet te krijgen (de mensen zijn er kleiner). Kleinere wielen zijn sterker, en er zijn makkelijker brede banden voor te krijgen en op te monteren. Ook zijn kleinere wielen en banden uiteraard bij gelijke breedte en sterkte iets lichter. Voor veel vrouwen geldt zelfs dat een frame met dikke 28 inch banden in hun maat eigenlijk niet gemaakt kan worden, en dat 26 inch de enige mogelijkheid is. Brede 26 inch banden maken voorvering in veel situaties overbodig, of zijn soms zelfs superieur. Omdat je op een vakantiefiets brede banden wil ben je voor onderdelen ook afhankelijk van de trends in het mtb segment. Daar zijn de grotere maten sterk in opkomst (de twentyniners, dat wil zeggen brede 28 inch/etrto 622 banden) en in plaats van de klassieke 26 inch/etrto 559 wordt daar voor wat kleinere mensen (vrouwen?) nu ook wat ze daar 27.5 inch noemen populairder, ofwel etrto 584, hetzelfde als de oude Franse 650B maat. Wie bij de tijd wil zijn maar te klein is voor zo’n mega twentyniner met dikke etrto 622 banden zou dus als compromis voor 27.5 inch/650B/etrto584 kunnen kiezen. Zelf zweer ik nog steeds bij 26 inch.

Voor vrouwen geldt verder dat zij moeten nadenken over de vraag of ze echt wel een damesframe willen hebben. Damesframes zijn in de praktijk immers altijd slapper, en soms onbruikbaar slap. Wie dan voor een herenframe kiest moet echter wel opletten dat het frame niet te lang is. Veel vrouwen hebben een relatief kort bovenlichaam, en zitten dus al snel te uitgestrekt op een herenfiets. Dat kun je een heel klein beetje corrigeren met een kortere stuurpen, maar ook niet erg veel zonder de stuureigenschappen te verknoeien.

Een laatste belangrijke beslissing over het frame is de keus voor staal of aluminium. Aluminium is iets lichter (niet veel, want het is ook minder sterk dus je moet er meer van gebruiken). Doordat je van aluminium meer materiaal moet gebruiken en dat zo moet gebruiken dat het frame niet buigt, zijn aluminium frames in de praktijk vaak stijver, maar soms zelfs wat oncomfortabel (anders dan staal kan aluminium niet echt tegen buigen). Staal is tegenwoordig helaas wel duurder dan aluminium. De echte maatbouwers werken nog wel allemaal in staal. Zo’n maatframe is aan te bevelen als je lichaam afwijkende proporties heeft, of als je gewoon het mooiste wilt.

Voor je zit op de fiets is het van groot belang wat voor stuur je monteert. De echte lange afstand fietsers die snel grotere afstanden afleggen gebruiken bijna allemaal een racestuur, vanwege de lagere luchtweerstand (van groot belang bij snelheden boven de 20 km/u) en het comfort van de vele handposities. Wie langzaam over onverharde wegen rijdt heeft misschien meer plezier van een lichtgebogen breed mtb stuur. Een helemaal recht stuur is vragen om rsi klachten.

De afmontage hoeft niet echt een probleem te zijn, al kan het dat in de praktijk wel worden. Laat je niet van de wijs brengen dat je een bepaalde chique ‘groep’ (dus alles bijvoorbeeld Shimano Deore XT) moet hebben. Gewoon Deore is voor veel onderdelen al heel behoorlijk, en de dure Deore XT naven met dikke aluminium assen en navenant kleine kogellagertjes zijn zelfs veel slechter dan de goedkopere Deore LX naven met zwaardere dunne stalen assen en grotere lagers. Op dezelfde manier hebben de iets duurdere Shimano cranks tegenwoordig allemaal externe lagers (Hollowtech II) die binnen de kortste keren vervangen moeten worden. Traditionele cranks met vierkante as zoals de Sugino XD zijn iets zwaarder maar veel degelijker.

De laatste grote beslissing is of je zo’n moderne dure Rohloff 14 versnellingen naaf wilt hebben, of de nieuwere 18 speed Pinion. Als ik een goede fiets had zou ik er nooit een andere voor kopen, en als je budget beperkt is dan is er niets mis met een goed derailleur systeem. Een echt dure vakantiefiets zou ik nu echter niet meer met derailleurs nemen. Als het budget er is dan is de Rohloff naaf in mijn ervaring werkelijk heel plezierig en betrouwbaar. Het aantal versnellingen is gelijk aan een 27 versnellings derailleursysteem als je er de overlappingen die daarbij optreden aftrekt. Het totale bereik van licht tot zwaar is ongeveer gelijk aan een mtb systeen. Kies de lichtste of bijna de lichtste verzetten die nog door Rohloff toegestaan worden voor berijders onder de 100 kg (30×16, 32×17, tot 40×21 voor iets minder slijtage), dan kom je iedere berg op. In principe past de Rohloff shifter niet op een racestuur, maar daar zijn diverse oplossingen voor, zoals de helaas wat stroef draaiende speciale Mittelmeyer draaigreep, de beeldschone maar naar het schijnt wat snel met vuil dichtlopende shifter van Gilles Berthoud, of een speciaal deelbaar stuur. De nieuwere Pinion versnelling gaat nog weer wat verder dan Rohloff, met maar liefst 18 versnellingen en gemonteerd op de plaats van de trapas, en niet in het achterwiel. Het voordeel van de Pinion naaf is een iets groter bereik en wat kleinere stapjes, maar wat mij betreft was dat bij Rohloff allemaal al meer dan goed genoeg. De nadelen zijn een ten opzichte van de Rohloff naaf flink hogere prijs, een bijna 1 kg groter gewicht, en een grotere wat dan heet Q factor, dat wil zeggen dat je trappers nogal wat meer uit elkaar staan. De een vindt dat niet erg, de ander (zoals ik) zou voor geen goud als een eend op de fiets willen zitten. Tot slot heeft een Pinion aandrijving een echt grotere interne weerstand. De tegenwoordig in de handel veel aangeprezen riemaandrijving is wat mij betreft een dure oplossing voor een probleem dat niet bestaat, met als extra nadelen dat de weerstand in de meeste omstandigheden iets hoger is en vooral dat het frame heel stijf moet zijn om de riem mooi te laten lopen. Ik hou niet van die stijve frames. Tot slot heeft de leverancier er inmiddels een handje van met nieuwe modellen riemen te komen en de ondersteuning van oudere modellen af te bouwen. 

Het allerbelangrijkste is echter dat je fiets goed past. Maak een proefrit, en laat je niet afschepen met de fiets die de fietsenmaker toevallig in de winkel heeft staan (zo gaat het vaak). Maak je je hierover echt zorgen, ga dan naar een van de echte vakantiefiets specialisten: die meten je op of hebben een pasfiets, en laten je echt de winkel niet uit gaan met een fiets die niet past. Ook kun je jezelf verwennen door een echte maatfiets te laten bouwen, waarbij elke framebuis de lengte en diameter heeft die past bij jouw lichaam. Wel is dat al gauw een paar honderd euro duurder dan een vergelijkbare confectiefiets.

De electrische fiets

En dan is er nog de elektrische fiets. Voor de fietsenbranche is dit inmiddels het belangrijkste product, maar daarmee is het nog geen noodzakelijk of zelfs wenselijk product voor de doorsnee vakantiefietser. Elektrische ondersteuning is een geweldig idee voor wie door lichamelijke beperkingen niet (meer) zonder zulke ondersteuning fietstochten kan maken. We worden hopelijk allemaal ouder, en dan komt er soms een moment dat het zonder ondersteuning niet meer kan. Tegelijk moeten we beseffen dat dat punt voor velen nog heel ver weg ligt. Zelf ben ik 67 jaar, en heb ik inderdaad niet meer de kracht van vroeger. Heel sportief ben ik ook niet, maar toch kan ik nog probleemloos lange tochten maken met bagage, en klimmen is nog steeds een vermoeiend genoegen. En ik ben zeker niet de enige: ik ken zeer vele vakantiefietsers op leeftijd die met veel plezier dagafstanden van 75-100 km afleggen, met hun tentje achterop. Zo hou je je conditie het beste op peil (van een Ebike krijg je echt geen conditie). Die conditie kun je ook trainen door voor de vakantie je fiets vaker te gebruiken, en er kortere tochten mee te maken. Daar word je zeker fitter en gezonder van. Daarnaast is het verstandig goed op je fiets en je bagage te letten. Het grootste probleem bij het ouder worden is het krachtverlies, en dat merk je vooral bij het klimmen. Juist bij het klimmen zijn het gewicht van fiets, berijder en bagage van groot belang. Dus hou je bagagegewicht zeker onder de 15 kg, of liefst nog wat minder, neem geen al te zware fiets mee, probeer tevoren vast wat af te vallen en kies banden met een lage rolweerstand. En als het echt allemaal niet meer gaat kun je altijd nog in hotels en pensions gaan overnachten. Tegen die tijd wil je misschien ook wel niet meer kamperen. Het is een persoonlijke zaak, maar voor mij is een Ebike wezensvreemd aan een fietsvakantie.

Fietstassen

Zonder fietstassen gaat het moeilijk. De enige uitzondering is volgens sommigen als je op de racefiets van hotel naar hotel gaat. Sommigen geven dan de voorkeur aan een klein rugzakje. Zelf zou ik ook dan liever de bagage door de fiets laten dragen, bijvoorbeeld in een grote Carradice zadeltas. Maar als je gaat kamperen zul je vrijwel zeker iets groters moeten hebben. Als je veel meeneemt naar verre landen ontkom je niet aan voor- en achtertassen, maar als je het slim aanpakt moet het in Europa meestal ook lukken met alleen achtertassen. Er wordt wel gezegd dat je voortassen nodig hebt om de fiets in balans te houden, maar dat is zwaar overdreven. Als je er achter geen dertig kilo op gooit, en als je niet helemaal rechtop gaat zitten als op een omafiets, dan moet het goed gaan. Ik heb geen enkel probleem als ik zonder voortassen rijd. Een alternatief dat vooral gekozen wordt bij off road tours is het  zogenaamde bike packing, en dat betekent meestal een rol aan het stuur, een frametas in het midden van het fame, en een grote zadeltas. Heel veel past daar alles bijeen niet in, en lichter is het evenmin, maar het gewicht zit dan wel vooral in het centrum van de fiets, waardoor de fiets beter hanteerbaar blijft op onverharde paden.

Misschien heb je al fietstassen, al zijn het maar krantentassen. Dat wil best wel, zolang je alles in plastic zakken verpakt. Wel is het lastig dat je zulke krantentassen niet van je fiets af kunt halen om ze ’s avonds in de tent te leggen. Als je fietstassen met haken hebt dan is dat handig, maar zorg er wel voor dat de tassen niet ongevraagd los kunnen schieten. Doe er desnoods voor de veiligheid een pakriem omheen. Als je nog helemaal geen tassen hebt is het wel zaak iets nieuws te kopen, en iets goeds is dan wel de moeite waard. Per slot komt een stel goede fietstassen in ieder Hollands huishouden wel van pas. Veel wereldfietsers kiezen tegenwoordig voor volledig waterdichte tassen zoals ooit door Ortlieb uitgevonden (de nog steeds bestaande maar steeds verder verbeterde Ortlieb Backrollers Classic), en sindsdien ook door Vaude (na)gemaakt. Dit zijn heel degelijke en inderdaad volledig waterdichte tassen waarvan je ook bij dagelijks intensief gebruik zeker tien jaar plezier kunt hebben.

Hoeveel kun je aan een fiets hangen?

zwaarbeladen

Het grootste nadeel van al dit soort tassen is dat ze nogal zwaar zijn, en misschien ook wel dat het erg verleidelijk kan worden teveel mee te nemen. Een stel Ortlieb Backroller Classic achtertassen met een inhoud van 2×20 liter weegt 1900 gram, en de bijbehorende voortassen van 2×12,5 liter wegen 1590 gram. Ortlieb maakt daarom ook een duurdere en wat lichtere Plus serie, maar heel veel lichter zijn die ook weer niet. De grootste besparing bereik je met de lichtere en goedkopere budget serie van Ortlieb, de City Line. Deze zijn door het weglaten van wat toeters en bellen ruwweg een kwart lichter (1520 en 1210 gram), en een kwart goedkoper. De heel veel lichtere Arkel Dry Lites (420 gram) zijn wat mij betreft net te klein voor een kampeervakantie – helaas. Zelf heb ik laatst de niet meer geproduceerde waterdichte Altura Arc 15 tassen gekocht. Die zijn met 33 liter per stel voor mij precies groot genoeg voor een zomervakantie in Europa, en wegen net iets meer dan 1 kg per set. Inmiddels heeft Vaude de Aqua Light serie op de markt gebracht. De achtertassen hiervan zijn samen nominaal 38 liter (in werkelijkheid vermoedelijk iets kleiner) en een stel weegt 1080 gram. Voor wie geen enorme hoeveelheden meeneemt moet dit genoeg zijn voor een kampeervakantie in Europa. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat het materiaal wat kwetsbaarder is, al zijn de praktijkervaringen tot nu toe goed.

Behalve deze tassen is ook een stuurtas erg handig, maar niet nodig (ze zijn relatief duur en zwaar voor wat er in kan). Een stuurtas dient vooral als een soort damestasje voor de fietser. Je bergt er gemakkelijk je telefoon, je geld, je paspoort, wat elementaire ehbo spullen etc. in op, en erbovenop past meestal een waterdichte kaartenhouder. Als je even een winkel in gaat kun je de stuurtas met een enkele beweging van je fiets afklikken en zo heb je steeds je meest waardevolle spullen onder handbereik. Stop er niet teveel gewicht in, want dan gaat je fiets minder lekker sturen.  De tent leggen de meeste fietsers bovenop de achtertassen. In principe zou je een tent ook in een fietstas kunnen stoppen, maar dat is eigenlijk nergens voor nodig en alleen maar onhandig: je wilt een vaak natte en vieze tent niet bij je andere spullen in een tas. Je tent bovenop de drager nog weer in een waterdichte tas van een kilo verpakken is evenmin nodig. Ik zie dat gek genoeg vaak, maar de tent zit al in een foudraal, en is bovendien niet vies van een beetje water. Het is ook zonde van het geld dat je beter elders kunt inzetten.

Tenten

Veel aanstaande fietskampeerders zullen al een tent hebben, en daar zal het vaak prima mee gaan, zeker de eerste keer. Eigenlijk zijn er voor een fietsvakantie ook geen echt specifieke eisen, behalve dat het niet te zwaar mag worden. Echter zelfs als de bestaande tent eigenlijk wat aan de zware kant is, is dat niet een heel groot probleem. Je vervoert een tent meestal bovenop de achterdrager, en je hebt dan gewoon een wat grotere zak bovenop je achtertassen. Voor een nieuwe tent is het gewicht natuurlijk wel van belang. De gunstigste verhouding tussen gewicht en ruimte vind je over het algemeen bij tunneltenten. Zelfdragende koepeltenten bieden minder ruimte, maar kunnen een veel dikker pak sneeuw verdragen, en ook (bijna) zonder haringen opgezet worden. Ze zijn dus vooral geschikt voor het ruwere werk. Bijna alle lichtgewicht tenten zijn tegenwoordig van nylon of polyester. Dat is lichter, en kan makkelijk nat opgevouwen worden en een dagje nat in een zak blijven zitten.  Nylon is het lichtste en degelijkste materiaal. In goedkopere tenten wordt eerder polyester gebruikt. Al deze kunststof tenten hebben helaas last van condensvorming, vooral de kleinere exemplaren. Katoen ademt beter, en is daarmee vooral in warmere gebieden comfortabeler. En het gaat langer mee. Maar het is ook zwaarder, duurder, en niet goed in te pakken als de tent nog nat is.

Reken bij dit soort lichtgewicht tenten op iets van 1-2 kg per persoon als redelijk gewicht voor een tent. Bij 1 kg per persoon heb je een tent met weinig meer dan minimale leefruimte, bij ongeveer 2 kg per persoon heb je comfortabel de ruimte. De keus tussen deze twee uitersten is een heel persoonlijke. Zelf hou ik van een echte lichtgewicht uitrusting, maar toch geef ik bij tenten de voorkeur aan het comfort van een wat ruimere tent. Die ene kg extra geeft je wel heel veel meer comfort.

Bij tenten moet je je realiseren dat er twee fundamenteel verschillende typen zijn: ‘binnentent eerst’ of buitentent eerst. Een ‘binnentent eerst’ tent zet je op als een traditionele tent, met dien verstande dat dit voor meer binnenruimte tegenwoordig ook tenten met boogstokken zijn.

Als de binnentent staat, dat wil zeggen aan de boogstokken hangt, leg je er vervolgens de buitentent overheen. Het  voordeel van deze meestal Amerikaanse tenten is dat de binnententen vaak veel gaas hebben, en dus niet zo warm en benauwd zijn in de zomer. Wij hebben vorig jaar precies daarom zo’n MSR Zoic 3 tent gekocht voor een fietsvakantie in Toscane, en dat is heel goed bevallen (ik heb bij thuiskomst gelijk ook een Zoic 1 gekocht voor mijn solotochten).

Het zijn vaak ook nog vrij lichte tenten. Onze Zoic 3 weegt inclusief ondergrondzeil 3 kg. Het nadeel van zulke tenten is wel dat bij het opzetten en afbreken in de regen de binnentent nat kan worden, en dat ze al snel wat koud en tochtig zijn vanwege het vele gaas in de binnentent, en omdat de buitentent meestal niet helemaal tot de grond doorloopt.

Dat probleem heb je niet bij de meer noord Europese ‘buitentent eerst’ modellen. Hier zet je binnentent en buitentent in een beweging op, omdat de boogstokken in de buitentent geschoven worden, en de binnentent in de buitentent hangt. Bij deze tenten komt de buitentent ook meestal helemaal tot de grond. Het zijn dus warmere tenten waarmee je veilig kunt kamperen in noord Noorwegen, IJsland en dergelijke. Deze tenten zijn meestal iets zwaarder, en de echte expeditiemodellen zijn duur, of zelfs peperduur.

Helsport Ringstind 2 Pro

Geschikte eenpersoons tenten zijn er van ongeveer 1-2 kilo. Je kunt denken aan de heel Spartaanse Terra Nova Laser van zelfs minder dan een kilo, de ruimere Vaude Power Lizard en Hilleberg Enan van allebei ook ongeveer een kilo, de nieuwe nog weer ruimere Helsport Ringstind 1 Superlight van eveneens een kilo, mijn 1,7 kg MSR Zoic 1 voor warm weer, de heel robuuste Hilleberg Akto van 1,6 kilo voor echt slecht weer, de hierboven afgebeelde weer ruimere gewone Helsport Ringstind 2 van 2,2 kilo (eigenlijk ook een ruime eenpersoonstent) of de wel heel ruime en luchtig geventileerde nieuwe Hilleberg Anjan 2 drieseizoenen tent van 1,7 kg (hier passen als je echt wilt wel twee mensen in). Er zijn ook vele goedkopere meer of minder bruikbare imitaties van dit soort kleine tenten. Goede voorbeelden zijn de Wildcountry Zephyros 1 (1,6 kg voor ongeveer 140 euro) en 2 (1,8 kg voor een 145 euro). Die Zephyros 2 is zogenaamd een tweepersoons tent, maar net als veel andere tenten in deze klasse moet je dan wel heel veel van elkaar houden. Hetzelfde geldt voor de Decathlon Ultralight 2 van 2 kg voor 130 euro.

Echte tweepersoons tenten zijn er in een schier eindeloze varieteit van iets van 1,5-4 kilo. De MSR Zoic 3 (2,7 kg exclusief ondergrondzeil voor ongeveer 300 euro) is net als de meeste Amerikaanse tenten waarbij je de binnentent eerst opzet goed geventileerd met veel gaas, maar minder geschikt voor slecht weer. Als je wat meer comfort wilt doe je er verstandig aan inderdaad voor twee personen een driepersoons tent te kopen – erg veel zwaarder zijn die meestal niet. Anders dan de meeste Amerikaanse tenten zijn de Europese vooral slechtweer tenten zo ontworpen dat je dus binnen- en buitentent in een beweging opzet, waarbij de binnentent in de buitentent hangt. Dat is makkelijk als je aankomt in de regen, maar ook als je vertrekt met een natte tent: je kunt de binnentent er dan apart uitnemen, en droog opvouwen en apart vervoeren in een lichtgewicht waterdicht zakje.

De Hilleberg Anjan 3 is een voor twee personen heel ruime en toch met 1,9 kg lichte en erg mooi gemaakte drieseizoenen tent, en perfect geventileerd. De vierseizoens Hilleberg Nallo 3 GT heeft ook nog een voortent, terwijl onze Hilleberg Nammatj 3 GT nog weer wat ruimer/hoger is dan de Nallo, nog degelijker, maar met 3,8 kilo weer wat zwaarder (het is zelfs een prima tent voor poolgebieden).

Helsport maakt voor wat minder geld sterk vergelijkbare tenten, met de hierboven afgebeelde en in 2018 vernieuwde Fjellheimen Camp Pro 3 van 3,6 kg als wellicht meest geschikte tweepersoons tent voor fietsers. Dit zijn allemaal heel mooie maar toch ook (erg) dure tenten. Hetzelfde geldt voor de klassieke (vaak katoenen) tenten van Erdman Schmidt die nu weer door Tatteljee gemaakt worden. In het goedkopere segment is er bijvoorbeeld de Vaude Arco XT 3p van 3,8 kg voor zo’n 210 euro. Als het echt geoedkoop moet is er voor 140 euro de eigenlijk nog prima Decathlon Forclaz Trek 500 van 3,55 kg voor 3=2 personen. Ook de klassiekere Esvo Eskimo (katoen) en Sleedoorn (nylon) blijven interessant, net als een veelvoud van andere tenten. Tyvek is een goedkoop en ultralight materiaal om een ondergrondzeil van te maken om het ingenaaide grondzeil van je tent te beschermen. Het is te koop bij vliegerwinkels. Handiger zijn natuurlijk de precies bij een tent passende en eraan te bevestigen ondergondzeilen (footprints).

Koken

Wie fietst moet ook eten. Koken op vakantie is altijd erg leuk, maar moet natuurlijk onder speciale (vaak winderige) omstandigheden. Bovendien geven de meeste branders aardig wat koolmonoxide af, dus koken in de tent is onverstandig. Er zijn diverse soorten gasbranders, er zijn multifuel branders die op petroleum, benzine, en nog zo wat branden, en er zijn alcohol branders. Veel hangt af van de beschikbaarheid van de brandstof, en dat is niet overal hetzelfde. Je hebt geen zin om zonder te komen zitten, en evenmin om voortdurend op zoek te moeten. In de derde wereld is een multifuel brander daarom meestal het makkelijkst.  Ze geven veel warmte, doen het ook in de kou en op grote hoogte, en als er geen benzine is dan is er wel petroleum of dieselolie. Niet al deze brandstoffen branden erg schoon, en ik zou de verbrandingsgassen niet willen inademen (benzine is nogal carcinogeen bijvoorbeeld). Multifuelbranders zijn verder relatief zwaar, onderhoudsgevoelig, en duur, maar je kunt tenminste koken. Gas heeft al deze problemen niet. De lichtste eenpersoons gasbranders wegen minder dan 100 gram, kosten een paar tientjes, en een kind kan de was doen. Je schroeft of klikt ze eenvoudig bovenop het gasblikje, maar daardoor zijn ze tegelijk niet heel erg stabiel, zeker niet met een wat grotere pan. Het zijn eigenlijk vooral eenpersoons branders. Gasbranders doen het ook minder goed in de kou. Dat kun je oplossen met een brander die een aparte voorverwarmingsbuis heeft en een gasblikje dat niet onder maar naast de brander staat en via een slang met de brander verbonden is, zodat het blikje op zijn kop gebruikt kan worden (doe dit echt niet als er geen voorverwarmingsbuis in je brander zit). Deze branders zijn een aardig stuk zwaarder, maar ook flink stabieler. Een laatste nadeel van gasbranders is  dat er diverse soorten vullingen zijn. De priktankjes zijn in Europa redelijk gangbaar maar niet helemaal ongevaarlijk. De ventieltankjes zijn veel veiliger, maar er zijn helaas twee standaarden: het internationale schroefventiel systeem (Lindall valve), en het eigen Franse klik systeem van Camping Gaz dat je buiten Frankrijk niet veel zult zien. In Frankrijk zelf is helaas nauwelijks iets anders dan Camping Gaz te krijgen, en Frankrijk is wel een belangrijk land voor de fietskampeerder. Er zijn adapters te koop (ook om prikblikjes te gebruiken), maar Primus maakt gelukkig ook enkele Duo modellen die geschikt zijn voor beide typen ventielen (maar de adapter voor prikblikjes past niet). Voor al deze branders geldt dat je in de natuur een goed windscherm nodig hebt.

Trangia 25

Zelf geef ik meestal de voorkeur aan een alcohol/spiritus brander zoals het geïntegreerde Trangia systeem van brander, pannenset en windscherm. Door die integratie van het windscherm zijn er in een stevige storm geen branders die het zo goed doen als een Trangia. Methanol of het minder giftige  (bio)ethanol zijn bovendien vrijwel overal in Europa en de VS makkelijk te krijgen, en zeker ethanol is relatief schoon en veilig. Het grootste nadeel van alcohol is dat de vlam niet erg heet wordt, en dat het dus een tijdje duurt voor je water kookt. Voor één persoon is dat helemaal geen probleem, voor twee gaat het ook nog wel, maar voor meer mensen heb je echt wat anders nodig. Maar het is heerlijk stil en het brandt niet snel aan. De kleinere Trangia 27 wordt verkocht als een brander voor 1-2 personen, maar is toch eerder een eenpersoons systeem. De grotere Trangia 25 geldt als een brander voor 3-4 personen, maar is wat mij betreft eerder een tweepersoons brander, en hoogstens driepersoons. Er zijn van deze Trangia setjes veel verschillende uitvoeringen tussen de ongeveer 70 en 150 euro. Voor deze prijs en die ongeveer 750 of 850 gram krijgt je dan wel een complete set, met brander, pannen en windscherm. Die met een hard geanodiseerd oppervlak zijn flink duurder, maar zijn ook heel wat makkelijker af te wassen. Wil je heel snel voor meerdere personen koken dan zijn er voor de Trangia ook speciale gas en multifuel inbouwbranders zodat je ook bij koken op gas of benzine kunt profiteren van de efficiency en stormvastheid van het Trangia systeem. Echte ultralight geïntegreerde alcohol systemen zijn de Clikstand en de Caldera Cone. Die zijn heel licht, maar minder geschikt om een echte maaltijd met verse ingredienten op te bereiden (vooral de Caldera Cone). De methanol brandstof vervoer ik in een plastic (want aluminium kan niet tegen alcohol) Trangia brandstoffles (met veiligheidsventiel) die in een zogeheten Bikebuddy houder onder de onderbuis van het frame van mijn fiets hangt. Ik wil geen stinkende brandstofflessen in mijn fietstassen.

Wie in warm weer fietst heeft onderweg ook flink wat drinkwater nodig. De meeste vakantiefietsen hebben drie paar bevestigingspunten voor bidonhouders, maar een fles onder de onderbuis kan onhygienisch vies worden en gebruik ik dus niet voor drinkwater. Het is wel de ideale plek voor een brandstoffles. Twee gewone bidons in de twee andere bidonhouders kunnen helaas niet genoeg water bevatten voor een warme dag en de klassieke plastic bidons gaan ook nog eens heel vies smaken. Mijn oplossing is die van de speciale VeloOrange Mojave bidonhouder gecombineerd met een 1,1 liter Nalgene 38 Oz Stainless drinkfless met Nalgene On the Fly drinkdop. Dit is de grootste rvs drinkfles die (precies) in deze bidonhouder past en waarvoor in de meeste frames ook nog net genoeg ruimte is. Op de andere bidonnokken heb ik weer een Bikebuddy met een RVS thermoskan, voor warm water als het koud is, of koud water als het warm is.

Als bestek gebruik ik goedkoop Lexan bestek, en de plastic borden komen van de IKEA. Koffie maak ik met een opvouwbaar filter van Ortlieb dat ik met tentharingen boven een pannetje hang. Als ik alleen ben past het precies in een grote plastic drinkbeker.

Lichter slapen

Wie kampeert heeft een kampeermatje nodig en een slaapzak. Als je niet oppast zijn dat heel omvangrijke en ook zware spullen die in een klap twee fietstassen vullen. Een traditioneel zelfopblazend matje van een kampeerhal kan makkelijk 1,5 kilo wegen, en een slaapzak van dezelfde bron 2 kilo. Allebei zijn ook erg volumineus. Dat kan niet de bedoeling zijn, en het hoeft ook niet. Het 6,3 cm dikke Thermarest Neoair Xlite opblaasbare matje weegt slechts 350 gram en is warm tot net boven het vriespunt. De nieuwe Neoair Ueberlite zomermatras weegt zelfs maar 250 gram. De XTherm weegt 430 gram, is warm tot een aantal graden onder nul, en heeft een volume van ongeveer 1 liter. In dezelfde klasse vind je de 7 cm dikke Exped Synmat UL van 460 gram ( of 365 gram voor een afgeschuind model) en een temperatuurbereik tot iets boven nul. Helaas zijn er toch wel af en toe problemen met deze ultralichte Exped matrassen: ze delamineren relatief vaak waardoor de lassen tussen de banen loslaten en de matras een steeds dikkere bobbel krijgt. Een degelijker 7 cm dikke Exped Synmat of Downmat voor echt koud weer (min 15-20 graden) weegt 900 gram; de UL versie van de Downmat weegt zelfs maar 580 gram (maar bij zulke lage temperaturen is zo’n toch wat kwetsbaaarder UL versie misschien wat riskant). Thermarest heeft dit jaar twee nieuwe modellen in hun iets degelijker serie uitgebracht, de Neoair Topo en de iets warmere Topo Luxe. Dit zijn allebei ook iets dikkere matrassen (7,6 cm). Voor wie minder geld wil uitgeven en genoegen kan nemen met een dunnere matras is er de Neoair Venture van 5 cm dik. Zelf vind ik de opgaven van het temperatuurbereik bij alle fabrikanten veelal wat optimistisch – ik zou aan de voorzichtige kant blijven. Dit geldt zeker voor vrouwen, die het nu eenmaal vaak wat eerder koud hebben (Thermarest heeft daarom ook een aantal iets kortere maar warmere damesmodellen).

De hierboven afgebeelde dure superlichte slaapzak van het Engelse PHD Design weegt ongeveer 600 gram voor een model tot ongeveer 5 graden Celsius. Een PHD slaapzak voor bijvoorbeeld min 5 graden weegt iets van 750 gram. Het Poolse Cumulus levert betaalbare lichte slaapzakken online. Wie de voorkeur geeft aan een klassiek Nederlands dekenmodel donzen slaapzak kan goed terecht bij bijvoorbeeld Lowland of natuurlijk Bever of Tatteljee. Er zijn ook wel goede en redelijk lichte en compacte synthetische slaapzakken die vooral aantrekkelijk zijn voor wie ethische bezwaren heeft tegen donzen slaapzakken, maar ook de beste komen niet in de buurt van zelfs de goedkopere donzen slaapzakken als van Decathlon, en hebben een veel geringere levensduur dan dons.

Voor twee personen is nog iets heel anders mogelijk: een zogeheten topbag (voor sologebruik is dit minder zinvol). Een topbag maakt voor de onderkant gebruik  van de hogere isolatie van de moderne matjes. In plaats van een slaapzak zitten er dan aan de onderkant twee sleuven waar je matjes in kunt schuiven. Het dons van de onderkant van een gewone slaapzak isoleert immers toch niet als je er op ligt.

topbag

Je spaart zo volume, gewicht, en ook geld uit. In Nederland maakt Tatteljee prachtige topbags voor twee personen van totaal ongeveer 1200-1600 gram, afhankelijk van de isolatiewaarde die je zoekt (aan de kant van mijn vrouw zit er extra dons in).

Een goedkopere variant hiervan is de zogeheten isohoes. Dat is een tweepersoons lakenzak met onderop sleuven om er matjes in te schuiven, en rondom een rits om er aan de bovenkant een dekenmodel donzen slaapzak aan te ritsen.  Je kunt zoiets ook heel makkelijk zelf maken. Voor minder dan driehonderd euro heb je dan een prima tweepersoons combinatie van een kilo of twee. Wij hebben dat jaren gedaan, en zolang het niet te koud wordt werkt dit prima. Als het echt low budget moet, en je hebt thuis al wel een donzen dekbed, dan is er niets op tegen dat gewoon ook in de tent te gebruiken. Tweepersoons dekbedden en zelfs brede eenpersoons dekbedden kun je gewoon los draperen over een tweepersoons lakenzak; als je een eenpersoons dekbed van 160 cm breed wilt gebruiken zou ik het met een rits rondom vastzetten aan een tweepersoons lakenzak. Koop een compressiezak om het volume te beperken, en je slaapt prima zolang het niet al te koud is.

Kussentjes zijn een heel persoonlijk verhaal, maar voor een goede nachtrust altijd belangrijk. Zelf gebruik ik een opblaasbaar kussentje van Exped. De goedkopere versie daarvan heeft een onhandig ventiel, en de UL versie kraakt mij teveel. Maar je kunt ook gewoon wat kleren opvouwen.

De logica van lichtgewicht

Deze voorbeelden van lichtgewicht uitrusting zijn niet voor niets. Veel fietsers zeulen nodeloos veel gewicht met zich mee. Dat maakt het fietsen tot een straf, of minstens echte topsport. Voor je het weet fiets je dus alleen nog maar door drukke rivierdalen of denk je dat je een Ebike nodig hebt. Minder bagage fietst gewoon lekkerder, en belast ook je fiets veel minder. Als je aarzelt of je fiets stevig genoeg is om met bagage te fietsen kun je ook besluiten minder mee te nemen. Dat begint er natuurlijk mee dat je alle zooi thuis laat die je eigenlijk niet nodig hebt – de beste bagage is de bagage die je thuis laat. Je hebt geen stoeltje nodig, en al helemaal geen tafeltje. Eén paar goede schoenen is meestal genoeg, en twee lange broeken zijn ook wel wat veel van het goede als je vooral op de fiets zit. Pak een weegschaal en vergelijk al die shirts eens die je in de kast hebt liggen. Het ene zal blijken slechts de helft te wegen van het andere. Daarnaast kun je iedere keer als je iets nieuws koopt proberen een uitrustingsstuk te kopen dat hetzelfde presteert voor bijvoorbeeld de helft van het gewicht. Dat lukt vaak genoeg.

De sleutel tot lichter kamperen voor hetzelfde geld is dat je zorgt dat je geen voortassen nodig hebt. Zorg dat je dus een compacte uitrusting hebt. Voortassen en een voordrager kosten per persoon al gauw een 150 euro, en wegen zelfs leeg nog 2-2,5 kilo. Als je die niet nodig hebt spaar je heel wat gewicht, en kun je het geld dat je uitspaart gebruiken om elders in de uitrusting nog meer gewicht te besparen. De makkelijkste plek om volume te reduceren is bij de slaapspullen: een mooie donzen slaapzak en een modern matje zoals een Thermarest Neoair zijn veel compacter.

Om dit duidelijk te maken heb ik als voorbeeld hier een tabel met de gewichten (voor twee personen) van fietstassen, slaapzakken, matten en een tent bij een vrij representatieve meer traditionele uitrusting en bij een dure en een goedkope lichtgewicht uitrusting (natuurlijk zijn er vele andere combinaties mogelijk). Het interessante is dat de lichte uitrustingen niet noodzakelijk duurder zijn, kwalitatief deels ook nog hoogwaardiger zijn, minstens even comfortabel, en dat de lichte uitrustingen echt veel lichter zijn: het scheelt per persoon rond de 5 kg. Het eerste wat opvalt bij een vergelijking is dat bij de traditionele uitrusting de acht tassen en de twee voordragers zelf zoveel wegen: 8 kg. Dat is per persoon 4 kg gewicht waar je niet rechtstreeks iets voor terugkrijgt. Bij de lichtste uitrusting wegen de tassen voor twee personen samen slechts 2,16 kg. Ook als je naar de prijs kijkt is het verschil groot: de traditionele uitrusting kost op dit punt €520 en de luxe lichtgewicht uitrusting €220, ofwel een verschil van €300.

Een vergelijking: traditioneel of lichtgewicht (voor twee personen)

Traditioneel

tent (Nomad Tellem 3LW)                                                      5170gr            €480

footprint: inclusief                                                                               

slaapzakken 2x (Ajungilak)                                                    3200gr            €330

matjes 2x (Thermarest Trailpro zelfopblazend)               1640gr             €220

voordragers 2x (Tubus)                                                          1000gr            €120

voor en achter tassen (Ortlieb classic)                                 6980gr            €400

totaal                                                                                      17990gr          €1550

Lichtgewicht (luxe)

Tent Helsport LofotenCamp 3 Superlight                           2100gr            €900

Footprint                                                                                 600gr              €70

Slaapzak tweepersoons topbag (Tatteljee)                          1300gr            €700

Matjes TR Xtherm Max rectangular (2x)                             980gr           €400

Tassen (achter, Vaude Aqua Back Light)                              2160gr           €220

Totaal                                                                                      7140gr         €2290

Lichtgewicht (goed en goedkoop)

Tent (Decathlon Forclaz Trek 900 3)                               2700gr            €250

Footprint Tyvek                                                                      150gr              €15

Slaapzak (1x dekenmodel dons, plus isohoes)                      2000gr           €300

Matjes (2x Thermarest Neoair Venture)                                1080gr          €180

Tassen (achter, Ortlieb City Line)                                           3040gr           €160

Totaal                                                                                     8970gr           €905

Bij de lichtgewicht uitrustingen wordt die €300 gebruikt om het volume van de uitrusting te beperken, en ondertussen het gewicht nog wat verder terug te brengen. Bij de budget variant van de lichtgewicht uitrusting is de besparing op de voortassen ook gebruikt om de prijs van de uitrusting te drukken.

Tot slot kan het allemaal ook echt goedkoop. Dan bedoel ik niet festivaltentjes van twee tientjes die bij de eerste wind omgaan, maar wel nette budget spullen die toch lekker licht zijn. Decathlon heeft daartoe een heel aardig assortiment, met als voorbeeld een uitrusting voor een persoon met een redelijk ruime eenpersoonstent (de Quickhiker Ultralight 2), een donzen slaapzak (Forclaz Trek 900) en een luchtbedje (Forclaz Air L). Het totaalgewicht hiervan is 3,2 kg en de prijs is slechts 290 euro. Dit is geen materiaal voor Arctische gebieden, maar het is wel prima geschikt voor een zomerse tocht in bijvoorbeeld Frankrijk.

Natuurlijk heb je nog wel meer bij je dan een tent en slaapspullen. Wie een stoeltje mee wil nemen is al gauw een kilo verder, dus dat doe ik niet. Ik neem een opvouwbaar zitmatje mee van gesloten celschuim (van de Bever) van iets van 20 gram voor een paar euro. Daarmee hou ik mijn zitvlak warm en droog, en krijg ik geen splinters in mijn fietsbroek. Als bord gebruik ik een goedkoop plastic bord van zacht plastic, van iets van 60 gram. Bestek is van Lexan, en weegt evenmin iets. Ik drink uit een wat grotere plastic beker waarin mijn opvouwbare Ortlieb koffiefilter precies past. Als echte luxe heb ik een wijnbeker bij me van doorzichtig Lexan. Jam vervoer ik in een lichte plastic doos van een paar euro van Duitse laboratorium kwaliteit met schroefdeksel. Olijfolie, Balsamico, zeepsop, shampoo etc zitten in kleine plastic flesjes van Nalgene (de goedkope Chinese namaak gaat lekken). Ik heb een extra klein en licht zakmes bij me, net als een extra lichte (50 gram incl AAA batterij) hoofdlamp (Fenix HL10). Mijn toiletartikelen zitten niet in een toilettas, maar in een plastic zakje met sluitstrip. En als handdoek heb ik natuurlijk een moderne outdoor handdoek bij me die snel droogt, weinig plaats inneemt, en slechts 63 gram weegt. Bij al deze dingen is het als je ze voor de eerste keer koopt wel degelijk de moeite waard op de kleintjes te letten: 50 gram hier, vijftig gram daar, en je hebt zonder extra geld uit te geven een kilo gewonnen, en dat merk je.

Vooral kleding kan er ook flink inhakken, zeker in koudere streken. Zelf gebruik ik onder meer een ultralicht donsvest van 150 gram in plaats van een zwaar en volumineus fleece. Al met al kun je voor twee personen zonder probleem op pad met totaal 25 kg, verdeeld over misschien 11 kg voor de één en 14 kg voor de sterkere ander. Wie alleen reist zal iets zwaarder uitkomen.

Ook zelf heb ik dit in de loop der jaren in de praktijk gebracht. Veel van onze oude uitrusting was net als de fietsen na jaren trouwe dienst versleten en heb ik stukje bij beetje vervangen door veel lichtere spullen. Toen we nog met de kinderen op vakantie gingen had ik als pakezel natuurlijk nog wel voortassen nodig. Maar sindsdien zijn de voordragers eraf en blijven de voortassen thuis. Als besluit een foto van mijn uitrusting voor een koude najaarstrektocht van de Wereldfietserm van een paar jaar geleden. Ik had alles bij me: slaapspullen, tent, regenkleding, warme kleding voor meerdere dagen, kookspullen, gereedschap, en wat eten. Dit was een kleine 15 kilo, maar inmiddels is het nog lichter.

Klaar voor een koude tocht

Kleding

Voor een eerste fietsvakantie heb je niet veel speciale kleren nodig, zeker niet als je al wat buitensportkleding hebt. Wel is een fietsbroek (of liever twee, opdat je kunt wissleen) met zeem erg aan te bevelen als je geen zadelpijn of geïrriteerde huid wilt krijgen. Draag hierin geen ondergoed. Als je er niet als een wielrenner wilt uitzien kun je een gewoon ogende korte broek kopen waarin een fietsbroek bevestigd is (je kunt er ook andere fietsbroeken in gebruiken). Dat is ook fijn als het wat kouder en winderiger weer is. Er zijn ook fietsonderbroeken maar dat is een minder goed plan. De buitenbroek heeft dan nog altijd stiknaden op de verkeerde plekken, en de fietsonderbroek is wit en niet met goed fatsoen zonder buitenbroek te dragen. Op een warme dag wil je dat wel. Als het even koud is kun je van een korte fietsbroek een lange maken met speciale beenstukken, al zul je op tochten waar het langduriger koud kan zijn liever een lange fietsbroek meenemen.

In de zomer in het zuiden laat je je blote benen gewoon nat regenen. Regen is voor de fietser pas vervelend als het ook koude regen is. Een regenbroek komt dan goed van pas. Eentje van een tientje van de Hema doet het prima, en Decathlon heeft met de NH500 zelfs een ademende regenbroek van 200 gram voor 15 euro. Wel zijn lichte nylon overschoenen zoals die van Vaude (20 euro, 100 gram) eigenlijk onmisbaar. Ze houden je voeten niet alleen droog, maar ook warm (ook Goretex fietsschoenen worden als ze eenmaal nat zijn zonder overschoenen erg koud). Een zo lang mogelijke spatlap helpt ook goed tegen vieze natte en koude voeten (en beschermt de aandrijflijn van je fiets). Ook je handen hebben enige bescherming nodig. In de zomer draag je het beste speciale fietshandschoentjes met open vingers. Deze dempen de trillingen, en beschermen je handen bij een val. In koud weer zijn waterdichte (fiets)handschoenen met lange vingers fijn, maar die heb je vast al. Verder wil je natuurlijk een of ander waterdicht jack hebben, tegen de regen en tegen de wind. Verwacht geen wonderen van zogenaamd ademende materialen als Goretex, al ademt de nieuwste Goretex Active Shell wel weer wat beter. Een fietser transpireert meer dan deze materialen kunnen afvoeren, terwijl ze juist ook als het regent slecht ademen. Ruime ventilatieopeningen zijn belangrijker. Zorg er wel voor dat je regenjack niet te zwaar is – er zijn grote verschillen. Maar met een beetje geluk heb je al iets.

Al fietsend zul je het behalve in afdalingen niet snel heel erg koud krijgen. Dat komt pas ’s avonds bij de tent. Je wilt dan een lange (afrits)broek van materiaal met veel kunststof. Dat is lichter, en droogt sneller. De klassieke spijkerboek is om beide redenen een ramp.  Als het heel koud wordt kun je over je lange broek nog je regenbroek aantrekken. Handschoenen zijn zoals gezegd vaak erg welkom, en als het echt koud wordt is een buff onder je helm een goede manier om je hoofd warm te houden. Warme wollen sokken zijn ook nooit weg. Voor je bovenlichaam is in feite elke trui geschikt, maar helaas zijn de meeste wel erg zwaar en volumineus. Een fleece is dan wel lichter, maar nog altijd een groot ding. Echt compact is een vest of jack van dons. Ik heb een chique vest van 150 gram dat niet veel groter is dan een tennisbal maar er zijn ook heel veel goedkopere. Een bijkomend voordeel van zo’n dons vest of jack is dat je het in je slaapzak kunt aantrekken en zo bij een speciale gelegenheid als een overnachting op een Alpenwei het temperatuurbereik van de slaapzak kunt vergroten met een paar graden. Laagjes zijn steeds weer een goed idee. Als ondershirt is een shirt van fijne wol erg plezierig. Het is koel als het warm is en warm als het koud is. Het gaat ook niet zo stinken.

Schoenen voor een fietsvakantie moeten aan een paar eisen voldoen: ze moeten stevig zijn, met een relatief stijve zool (voor het fietsen), maar toch lekker lopen want ik althans wil geen tweede paar meezeulen. Dat kan op twee manieren. De eerste is om niet te zware bergwandelschoenen te gebruiken in combinatie met gewone pedalen. De tweede manier is om speciale fietswandelschoenen met plaatjes te gebruiken in combinatie met klikpedalen zoals Shimano spd. Zelf vind ik dat laatste veel fijner fietsen, terwijl het lopen nog best redelijk gaat (al zou ik er niet snel een bergwandeling mee maken). De beste fietswandelschoenen gebruiken bijna allemaal de speciale spd fietswandelzool van Vibram. Klikpedalen zijn even wennen, en sommigen blijven het eng vinden om vast aan je fiets te zitten, maar het is maar een kleine beweging van je voet en enkel en je bent los. Andere schoenen neem ik niet mee.

Tot slot is het van belang op je veiligheid te letten. Mij zie je nooit fietsen zonder helm, ook – of juist – niet in de stad. Op vakantie draag ik ook erg zichtbare kleding zoals hardloop shirtjes in daglicht fluoriserende kleur. Mijn fluo jack heeft bovendien heel goed reflecterende strepen. In Frankrijk en Italië is zulke kleding (of een geel hesje zoals in de auto) buiten de stad in het donker of bij slecht zicht overdag zelfs verplicht, en moet dan aan dezelfde Europese EN norm voldoen als reflecterende hesjes voor bij de auto. Er is in Nederland helaas nog niet veel fietskleding te koop die aan deze eisen voldoet (Mavic heeft een speciale lijn, en Decathlon heeft ook wat). Een goedkoop en technisch heel goed maar helaas vaak zwaar alternatief vind je bij winkels voor bedrijfskleding (wegwerkerskleding).

Routeplanning

Wie gewend is in Nederland op de racefiets snel grote afstanden af te leggen zal wellicht teleurgesteld zijn in de afstanden die de fietstourist in het buitenland kan overbruggen.  De combinatie van bagage en klimmen maakt dat je in de praktijk niet veel meer dan honderd kilometer op een dag kunt afleggen, en soms als het tegenzit flink minder. Ook wil je af en toe een rustdag hebben, om de was te doen, een stadje te bezoeken, of om gewoon niets te doen en je lichaam te laten rusten. Al met al is 500 km per week een vrij normaal streefgetal, en als je niet zo goed getraind bent of als er veel geklommen moet worden zou ik er 400 van maken. Toch is dat ook weer niet heel sloom reizen: in minder dan een week zit je al in Frankrijk, en in twee weken zit je in Zwitserland, en dat zijn toch ineens heel andere werelden. Wie echt sneller wil reizen zal harder moeten trainen, een lichtere snellere fiets met snellere banden moeten gebruiken, en minder gewicht meenemen.

Je kunt zelf je route bepalen, maar in Europa is het vaak veel prettiger gebruik te maken van kant en klare routes die beschreven worden in routeboekjes als van de Europafietsers of individuele routemakers als Hans Reitsma, Michaël Wannet, Kees Swart, Clemens Sweerman  of Paul Benjaminse. Op de site van de Europafietsers vind je een actueel overzicht van Nederlandstalige routes. Van veel van zulke routes zijn inmiddels ook GPS tracks beschikbaar. Daarnaast zijn er ook meer en meer buitenlandse routeboekjes, zoals de Duitse Bikeline boekjes van Esterbauer of de Engelse Sustrans routes. Het voordeel van deze boekjes is dat ze veel voorwerk voor je gedaan hebben, zodat je geen onmogelijke beklimmingen hoeft te verwachten, en je vooral op autovrije of autoluwe wegen en weggetjes kunt rijden. Dat is leuker, maar ook veel veiliger. De basis van deze routeboekjes wordt vaak gevormd door allerlei lokale fietsroutes die door de routemakers aan elkaar worden geknoopt tot een mooi geheel. Want ook in het buitenland zijn er tegenwoordig steeds meer langeafstand fietspaden, over oude spoorwegen, of over jaagpaden langs kanalen.

Een moderne manier om je route te rijden is gebruik te maken van een GPS toestel. Ik heb jarenlang vastgehouden aan de romantiek van een papieren kaart, maar ben een paar jaar geleden toch overgestapt, en heb er geen spijt van. Wat je dan doet is dat je als achtergrond een topografische kaart zoals de Openfietsmap op je toestel zet, en daarover een track van je route. De GPS zet een pijltje waar je bent, en je hoeft alleen maar de paarse lijn van de track te volgen. Van bijna alle fietsrouteboekjes zijn inmiddels ook tracks beschikbaar, al neem ik ook altijd het boekje mee voor de andere informatie, en voor het overzicht. In Nederland kun je met de Fietsrouteplanner van de Fietsersbond je eigen tracks maken. Anders dan bij navigatie voor de auto is het apparaat dus niet de hele tijd bezig een route te verzinnen (dat kan overigens met de juiste kaarten wel) en daarom kost het weinig stroom. Dat stroomgebruik is wel een punt. Apparaten met een groot scherm en met touchscreen bediening gebruiken flink wat stroom en zulke toestellen moet je veelal elke nacht opladen. Zelf gebruik ik daarom een goedkope kleine Garmin Etrex 30. Daarmee kan ik op een enkel setje goede kwaliteit oplaadbare AA batterijen 4-5 dagen rijden. Als de tocht niet heel erg ver gaat heb ik aan een paar extra setjes oplaadbare batterijen dus genoeg en kan ik zelfs de lader thuis laten. Dat spaart me ook lastig oplaadgedoe uit. In principe kan zoiets ook op een smartphone, en dat is ook zeker gebruiksvriendelijker dan een Garmin, maar dan is je telefoon binnen een paar uur leeg. Wat je dus wint omdat je al een telefoon hebt, verlies je omdat je dus altijd een naafdynamo moet gebruiken en een speciale lader. Navigeren met Google Maps is evenmin een goed plan, want dat kost je veel dataverkeer dat zeker buiten de EU erg duur is (de Garmin werkt daarentegen off line). Ik wil al met al niet meer terug naar de oude papieren kaarten. Navigeren met de GPS is heel ontspannend, en ik merk dat ik daarom in de praktijk veel meer aandacht heb voor het landschap. En daar ging het me om.

Het probleem met veel van die moderne apparatuur is wel dat je stroom nodig hebt. Dat kun je zelf opwekken met een naafdynamo en een omvormer als de Forumslader of the E-Werk van Busch en Mueller. Zelf geef ik de voorkeur aan beperking van het energiegebruik, door mijn telefoon alleen aan te zetten als ik hem gebruik, en door een heel zuinige Garmin Etrex 30 GPS apparaat met verwisselbare (oplaadbare) batterijen. Met een aantal oplaadbare batterijen in mijn stuurtas kom ik dan een heel eind. Veel mensen nemen ook nog een powerbank mee omdat je die in bijvoorbeeld het toiletgebouw kunt opladen en dan niet je dure en belangrijke telefoon hoeft te riskeren. De ChargeAnyway van GP is dan een heel lichte en handige combinatie van lader en powerbank met oplaadbare AA of AAA batterijen.

Moet ik hiervoor trainen?

Veel mensen vragen zich af of ze tevoren moeten trainen voor zo’n fietsvakantie. Het antwoord op die vraag is niet eenduidig. Het zal duidelijk zijn dat scholieren van zeventien die elke dag vijftien kilometer heen en vijftien kilometer terug naar school moeten fietsen niet echt hoeven te trainen, maar hoogstens wat moeten oefenen met klimmen. Ze zijn geneigd te hard van stapel te lopen, en met een te zwaar verzet te fietsen. Dat zijn twee beginnersfouten waar je zwaar voor betaalt. Klimmen doe je in een licht verzet, en met geduld.

Voor ouderen geldt evenzeer dat wat je dagelijks fietst veel uitmaakt. Als je doordeweeks nooit fietst heb je een enorme achterstand op wie dat wel doet, zelfs als je wel aan andere sporten doet. Je hebt dan veel eerder zadelpijn, en je kunt makkelijk allerlei spieren en gewrichten beschadigen. Je kunt gaan trainen, en dat is ook wel verstandig, maar het meeste baat heb je ervan als je elke dag naar je werk fietst en boodschappen op de fiets doet (als dat kan, natuurlijk). Als je dat eenmaal een paar maanden gedaan hebt, heb je een goede basis gelegd voor echt trainen op langere afstanden. Rustig opbouwen is het geheim, en meer naarmate je ouder bent. Zolang je jong bent en de fiets dagelijks gebruikt bouw je de conditie en kracht wel verder op als je eenmaal onderweg bent, maar als je ouder bent gaat dat allemaal niet meer zo snel en moet je het om blessures te voorkomen langzaam opbouwen. Wie in de koude natte wintermaanden wil trainen kan een fietstrainer kopen waarin je je (derailleur)fiets vastzet. Tacx is een bekend merk, maar ook die van Decathlon is heel netjes en effectief, en een stuk goedkoper (100 euro, plus een paar tientjes voor een speciale steviger achterband). De truc om goedkope fietstrainers met een klein vliegwiel toch veel vliegwielwerking te geven is dat je de weerstand op een laag niveau instelt, en een zwaar verzet op de fiets kiest, zodat het vliegwiel veel toeren maakt. Omdat je wat hoger zit is op- en afstappen lastig en heb je daarvoor wel een krukje nodig, of een damesfiets.

Fietsen met kinderen

Wie in familiekring vertelt met kinderen op fietsvakantie te gaan wordt meestal totaal voor gek verklaard. De familie kan zich niet voorstellen dat je met minder dan een enorme tent op pad gaat, met grote luchtbedden, zwembanden, een enorme kampeerkeuken, of een campingkoelkast. Toch hebben ze het mis. Vooral jonge kinderen maakt dit allemaal niets uit, terwijl ze enorm van de afwisseling van het fietsreizen kunnen genieten. Jonge kinderen geven niet om al die spullen, en hoe minder je bij je hebt hoe minder rotzooi ze kunnen maken. Als je geen gezeur van kinderen wilt hebben moet je ze juist bezighouden. Praktisch gesproken hoeven er als je realistische plannen maakt geen heel grote problemen te zijn, zoals ik zal proberen kort duidelijk te maken.

Het eerste wat je je moet realiseren is dat vooral jonge kinderen geen heel grote afstanden aan kunnen. Je kunt wel degelijk kinderen van een of anderhalf jaar meenemen op de fiets, maar zorg dan dat de dagafstanden niet meer zijn dan een kilometer of dertig, en fiets niet iedere dag. Om de andere dag is een mooi schema. Hiermee is al gelijk duidelijk dat je met jonge kinderen geen echt verre tochten kunt maken zoals op de fiets naar Rome of de Middellandse Zee. Exotische landen zou ik evenmin doen. Heel warm of heel koud weer kan voor kinderen erg vervelend of zelfs gevaarlijk zijn, en exotische landen kunnen heel gevaarlijke exotische ziekten herbergen. Peuters en kleuters zijn nog erg kwetsbaar, maar gelukkig wordt dat snel minder als ze wat ouder worden. Zelf zijn wij de eerste paar jaar in Nederland gebleven, om pas daarna de omringende landen te verkennen.

Het tweede belangrijke inzicht is dat je veel bagage bij je zult hebben. Een lichte uitrusting voor een gezin van vier personen weegt toch al gauw 60-65 kg, en verdeeld over twee fietsen is dat al heel veel. Daar komt bij dat ook de kinderen zelf eigenlijk gewoon bagagegewicht zijn. Dit betekent dat je nog meer dan bij tochten met volwassenen heel streng moet zijn op overbodig gewicht. Desondanks is het raadzaam een route uit te kiezen met heel weinig klimwerk. Dit grote bagagegewicht roept ook de vraag op hoe je dit allemaal vervoert, samen met de kinderen. Als je een jong kindje hebt is het allemaal nog niet zo moeilijk. Een kind van twee jaar oud kan heel gezellig in een zitje voorop, en als het iets ouder is achterop. Heb je er twee, dan zou ik altijd kiezen voor een kinderkar. Dat is comfortabel en veilig voor ze, en belast je fiets niet al te veel. Wel moet je je realiseren dat die karren meestal van zichzelf ook al weer een kilo of tien wegen. Dat is op vlak terrein geen ernstig probleem, maar wel zodra je gaat klimmen. Let er bij de keuze van een kar op dat ook wat langere kinderen er nog goed in passen. De kar moet toch echt wel bruikbaar zijn tot een jaar of vijf. Zorg verder voor goede brede banden. Een Schwalbe Big Apple is lekker breed en veert daardoor erg goed, en heeft ook nog eens een veel lagere rolweerstand dan de goedkope bandjes die standaard op karren gemonteerd worden.

Voor je bagage bieden die kinderkarren ook enig soelaas omdat je er altijd ook wel wat bagage in kwijt kunt. Als dat niet genoeg is kun je denken aan een bagagekar. Die bestaan er eigenlijk in twee typen: de eenwielers en de tweewielers. Eenwielers zoals de bekende BOB hebben het voordeel dat ze de trekkende fiets erg goed volgen en zijn dus vooral bij mountainbikers erg populair. Het nadeel is dat je er niet zo veel op kunt laden als op een tweewieler, en dat de kar door de berijder en het fietsframe rechtop gehouden moet worden. Het voordeel van een tweewieler is dat er meer op kan, en dat de kar zichzelf overeind houdt (nuttig achter bijvoorbeeld een minder stijve racefiets of een tandem). Zelf hebben wij daarom destijds voor een tweewieler gekozen (een voorloper van de huidige Radical Cyclone). Dat ging prima, ook met 40 kg belading en in relatief snelle afdalingen. Klimmen was natuurlijk wel een stoere heldendaad, en iets wat je probeerde te vermijden.

Maar als je kinderen dan een jaar of vijf zijn komt het volgende probleem: ze passen niet meer in de kinderkar, maar zijn toch nog te jong om zelfstandig te fietsen. Wat doe je dan? De oplossing hier is die van de aanhangfiets of de kindertandem. Iedereen heeft ze tegenwoordig wel eens gezien, die aanhangfietsjes: je kind mag wel fietsen maar niet sturen. Het probleem met de meeste aanhangfietsjes is helaas dat ze niet erg stabiel zijn. Vooral de goedkopere modellen hebben koppelingen met veel speling. Dat heeft des te grotere gevolgen omdat kind en ouder niet in hetzelfde ritme trappen. Een dure aanhangfiets als de Burley Piccolo is veel beter, maar ook gelijk flink wat duurder (maar er is wel tweedehands aanbod). Ideaal is een zogenaamde kindertandem. Dat zijn gewone mtb tandems waarbij de achterste zitbuis veel korter is, zodat er achterop een kind past in plaats van een volwassene. In principe kunnen kinderen hierop tot de pubertijd meefietsen, maar onze ervaring is dat ze er vanaf een jaar of acht geen zin meer in hebben. Tot die tijd is het echter een prachtige oplossing die oerstabiel rijdt, en waarachter je zonder probleem nog een bagagekar kunt hangen. De aanschafprijs is relatief hoog, maar je krijgt er ook voor jezelf gelijk een goede vakantiefiets mee, en na een reeks van jaren is de verkoopprijs op de tweedehands markt anders dan bij solofietsen vrij hoog. Als je niet net een solofiets voor de vakantie gekocht hebt is het dus ook financiëel best aantrekkelijk. Het aanbod van zulke tandems wisselt wat, en je zult wat moeten zoeken, maar wij waren zeven jaar lang erg blij met onze Engelse Thorn Voyager Childback.

kleine mtb als jeugdfiets

Als de kinderen dan een jaar of acht zijn sta je voor de volgende fase waarin ze zelf willen gaan fietsen, en dat ook best kunnen zolang je een autoluwe route volgt, en zolang je al te steile en vooral lange beklimmingen vermijdt. Dat laatste is in het begin ook nodig omdat kinderen van een jaar of acht nog grote moeite hebben met de combinatie van voor en achter derailleurs. Voor een kind van 8-10 jaar is een fiets met alleen een achterderailleur en een 11-34t cassette eigenlijk veel geschikter. Dat is in principe wat goedkoper, en ook lichter. En gewicht speelt hier een grote rol. Kinderfietsen mogen niet te duur zijn, en zijn dus door de wat goedkopere onderdelen vaak bijna net zo zwaar als fietsen voor volwassenen. Zodra het omhoog gaat merk je dat. Al met al zijn enigszins betaalbare vakantiefietsen voor kinderen in de leeftijd van acht jaar en ouder in Nederland weinig te koop. De grote bekende merken zijn allemaal overgestapt op een 3 versnellingsnaaf waarmee je in het buitenland nergens komt. Het argument is dan dat dat minder onderhoud is, maar in onze praktijk is een derailleurfiets bij zulke jonge kinderen helemaal geen probleem, ook niet als de fiets tegelijk gebruikt wordt als schoolfiets. Daarnaast hebben die Nederlandse fietsen tegenwoordig vaak een goedkope naafdynamo. Een naafdynamo is een prima ding, maar de goedkope zijn loeizwaar, en geven flink wat weerstand. Maar waar haal je dan wel iets bruikbaars vandaan voor een enigszins redelijke prijs? Vooral voor de leeftijd 8-10 jaar zijn de mogelijkheden beperkt. Het ook in Nederland vrij veel verkochte Duitse merk Stevens heeft enkele nette kinderfietsen met derailleur, met wat mij betreft als grootste bezwaar dat ik de cranks relatief lang vind. Dat is slecht voor de jeugdige knieën. De echte specialist was steeds het Engelse merk Islabikes, met een prachtig gamma betaalbare modellen waarmee je prima op vakantie kunt. De fietsen zijn zo licht mogelijk gehouden, en hebben aangepaste kleinere onderdelen zoals sturen, remgrepen, cranks etc. Het enige probleem zal voor sommigen zijn dat je de fiets niet zelf kunt bekijken, maar rechtstreeks in Engeland moet bestellen (dat kon een tijdje niet, maar nu wel weer). Sinds kort is een ander Engels merk wel makkelijk bij enkele Nederlandse winkels zoals De Kleine Spaak in Harderwijk te koop: Frogbikes. Ook dit zijn slim ontworpen mooie lichte kinderfietsen met aangepaste onderdelen. Als je kinderen wat ouder zijn kun je denken aan de grotere modellen van Islabikes of Frog Bikes, of aan eenvoudiger modellen mountainbikes in de kleinere maten. De damesframes (niet met lage instap, voor de duidelijkheid) van bijvoorbeeld Cube hebben niet alleen een wat meer rechtop geometrie die veel kinderen (ook jongens dus) zal aanspreken, maar zijn ook wat lichter, en hebben soms wat aangepaste onderdelen. En ze zien er heel cool uit.

Wie met kleine kinderen op vakantie gaat zit meestal al snel ook aan een nieuwe tent vast. Het eerste kind past soms nog wel in het kleine tentje waarmee je lang samen op pad ging, maar zeker als er een tweede komt zal er een andere tent moeten komen. Dan heb je in principe drie mogelijkheden: een grote tent, een grote tent met twee compartimenten, of twee aparte tentjes. Dat laatste is natuurlijk het goedkoopste, zeker als je net een nieuwe tweepersoonstent had gekocht. Toch heeft dit niet mijn voorkeur. Met kleine kinderen wil je ze echt nog goed in de gaten kunnen houden, bijvoorbeeld als het koud is en ze snel kunnen afkoelen. Ook wil je ze kunnen troosten als het onweert of wat dan ook. Zelf hebben wij om die reden destijds een grote Hilleberg Keron 4GT gekocht. Dat was tien jaar lang onze werkelijk ideale tent, omdat hij licht was, heel praktisch, gezellig, en oerdegelijk en betrouwbaar, ook in het zwaarste weer. Het was ook een peperdure tent. Helaas is de keus aan lichtgewicht familietenten niet groot: met kinderen word je blijkbaar geacht met de auto te gaan. Van die Hilleberg Keron 4 gt is overigens wel een nette imitatie te koop voor minder dan de helft van de prijs: de Tatonka Alaska 4PU. Veel ouders kiezen voor een familietent met twee compartimenten, maar zelf hebben wij daar nooit veel in gezien: je hebt te weinig controle als de kinderen echt jong zijn, en als ze ouder zijn willen ze toch hun eigen tent. Ook dan komt die grote familietent de eerste paar jaar overigens nog goed van pas, als je haast hebt en geen zin hebt om meer dan een tent op te zetten, als het erg slecht weer wordt, om er samen in te zitten, en om alle spullen op te bergen. Het was een mooie tijd.

Conclusie

Wie de eerste keer zoveel mogelijk met bestaande spullen erop uit trekt hoeft niet noodzakelijk altijd veel geld uit te geven om te ontdekken of een fietsvakantie zal bevallen. De fiets in de schuur zal vaak geschikt genoeg zijn voor een vakantie in Nederland, noord Duitsland, Denemarken, Vlaanderen of de Veloroute du Soleil. Wie al een beetje licht dubbeldaks tentje heeft of kan lenen kan dat gewoon achterop de bagagedrager binden, ook al is het tentje een beetje zwaar en misschien niet ideaal. Wel moet het natuurlijk echt waterdicht zijn. Bestaande achtertassen zijn met plastic vuilniszakken goed waterdicht te maken, en wie helemaal geen tassen heeft zal ook later altijd plezier kunnen hebben van een stel moderne goede achtertassen.  Wie een grote kunststof slaapzak heeft staat voor een vervelend dilemma: koop ik nieuwe voortassen en een voordrager, of geef ik net iets meer uit voor een compacte donzen slaapzak en een moderne compacte matras zodat ik die voortassen niet nodig heb?